Wijkteam mag geen contactverbod opleggen

Samenvatting (dossier 2016.74/2760)
De heer M. en mevrouw V. krijgen in 2007 een dochter. In 2010 scheiden zij en bij de scheiding stelt de rechter voor hun dochter een omgangsregeling vast.

De relatie tussen de ouders is moeizaam. Als mevrouw V. haar dochter op een avond bij de heer M. ophaalt, loopt de situatie uit de hand. De politie komt erbij en die doet een melding bij Veilig thuis. Vanwege de melding bij Veilig thuis, krijgen de heer M. en mevrouw V. op vrijwillige basis ondersteuning van de gemeente. Wijkteam Y. begeleidt de heer M. en wijkteam X. begeleidt mevrouw V. en hun dochter. Het doel van de ondersteuning is om de zelfredzaamheid van de heer  M. te vergroten en het contact met mevrouw V. te verbeteren en conflicten in het bijzijn van hun dochter te vermijden.

Wijkteam X. vraagt advies aan het gemeentelijk Consultatie- en Diagnoseteam (hierna: CDT). Wijkteam X. praat met de heer M., mevrouw V. en hun dochter en schrijft vervolgens een rapport met een advies. Daarnaast vertelt de kinder- en jeugdpsycholoog van het CDT aan de wijkteammedewerker van wijkteam X. dat ze een ‘onderbuikgevoel’ over seksueel misbruik heeft. Wijkteam X. besluit daarop dat de heer M. zijn dochter niet meer mag zien. Verder adviseert het wijkteam mevrouw V. om aangifte te doen bij de politie. Dat doet ze niet, maar ze werkt wel mee aan het omgangsverbod.

De relatie van wijkteam X. en  de heer M. raakt steeds meer verstoord. Wijkteam X. meldt de situatie daarom aan bij het Jeugdbeschermingsplein. Dat besluit op te schalen naar een drangtraject van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR).

De heer M. spant een kort geding aan om de oorspronkelijke omgangsregeling te herstellen. De rechter oordeelt dat de heer M. zijn dochter volgens de oorspronkelijke omgangsregeling mag zien. Na 3 maanden begeleiding vindt JBRR dat er geen verbetering is en zij verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek in te stellen.

Uit het onderzoek van de kinderombudsman blijkt dat voor zover er procedures bestonden, wijkteam X. inderdaad daarvan afweek. Het wijkteam geeft ondersteuning in een vrijwillig kader en mag daarom helemaal geen contactverbod opleggen. Dat is voorbehouden aan de rechter.  Er bestonden geen richtlijnen voor het geven van ondersteuning bij ‘vechtscheidingen’. Daarnaast informeerde wijkteam X. de heer M. niet over de verdenking van seksueel misbruik.

De kinderombudsman vindt de klacht van de heer M. dat de hulpverleners niet hebben gehandeld volgens de geldende protocollen en dat ze informatie hebben achtergehouden gegrond. De kinderombudsman constateert dat de gemeente heeft geanalyseerd wat er niet goed is gegaan en lessen voor de toekomst heeft getrokken. Daarnaast heeft de gemeente de heer M. geïnformeerd over de informatie die de gemeente over hem en zijn dochter had. Ook is er een gesprek geweest. Dat vindt de kinderombudsman positief.

In februari 2018 deed de kinderombudsman een onderzoek op eigen initiatief. In het rapport Is er nog een plekje vrij? dat hij op grond daarvan schreef deed de kinderombudsman een aantal aanbevelingen. In dit rapport herinnert hij de gemeente aan deze aanbevelingen. De gemeente geeft kort samengevat aan dat zij deze aanbevelingen uitvoert. De kinderombudsman zal daarvan de komende tijd de voortgang monitoren.

Het volledige rapport vindt u hier.